De zon is
hier zo geel dat ze soul geeft aan de witten
Zingt klaterend
gouden benen groene bergen op
Donkere
boshuizen vol geheimen van mos en steen, de plekken waar licht te vinden
is dat brult in de zinderende stilte van vier uur
Haarkleur aan het gras van de eeuwige blonde, het liggende volle veld, de
wimpers van de koperen kalveren, de uiers van de volle koe, het kijken van de
stier, blond op blond op blond met wapperende uitdeinende uiteinden
Duizenden
donkergele kinderen die op hetzelfde moment in dezelfde ogen kijken, geen afgod
maar God, in Frankrijk, waar anders
Blinkt in
duizend druppels zilver water dat van een mannenrug afloopt, het mooiste dat er
in een ochtend bestaan kan, in eindeloos repeat, het water in het water uit,
de zon die in duizend schitterende druppels van een mannenrug afloopt
Wat zijn
wij anders dan het afbrokkelende land rond de rivier, de groene ader die eeuwig
wegstroomt, nooit blijft
Weet je
nog, Vanessa Atalanta, van hoe diep we kwamen?
De vlakke meerval
is zwaar en een blauwe schat voor eenzame vissers, log als de boom die
meedrijft op de regen die eet met gemak honden, ijsvogels, kleine kinderen.
Laat ons in
stilte bidden voor de overlevers van overstromingen.
Zo erg
kwaken de kikkers als het schemert dat de mensen mekaar niet meer verstaan,
Maar de
kinderen zijn nooit boos, of ontevreden. Ze willen alleen maar winnen. Ze
winnen veel en verliezen veel. Ze willen alleen maar winnen en de bal opgooien.
Kleine
blonde godjes in de Franse zon.