zondag 11 oktober 2015

Blauwe hemel, geel licht

En Justin Timberlake op zondagavond
Kreunt iel in de ijle hemel vol geel licht
Gemasterd in C-Majeur
Featering Three 6 Mafia
Krijtstrepen in de witkouwe ijsblauwe lucht van St. Michiel
Schubwolken boven het grote Hof van Plaisance
Vol volk onder de frêle gladde beuken van exact 100 jaar oud
Voor drie euro heb ik een stukje droom terug
T'is zondag en het lijkt wel vakantie
'[T]his ring here represents my heart'.

X



zaterdag 8 augustus 2015

Soul


De zon is hier zo geel dat ze soul geeft aan de witten

Zingt klaterend gouden benen groene bergen op

Donkere boshuizen vol geheimen van mos en steen, de plekken waar licht te vinden is dat brult in de zinderende stilte van vier uur

Haarkleur aan het gras van de eeuwige blonde, het liggende volle veld, de wimpers van de koperen kalveren, de uiers van de volle koe, het kijken van de stier, blond op blond op blond met wapperende uitdeinende uiteinden 

Duizenden donkergele kinderen die op hetzelfde moment in dezelfde ogen kijken, geen afgod maar God, in Frankrijk, waar anders

Blinkt in duizend druppels zilver water dat van een mannenrug afloopt, het mooiste dat er in een ochtend bestaan kan, in eindeloos repeat, het water in het water uit, de zon die in duizend schitterende druppels van een mannenrug afloopt

Wat zijn wij anders dan het afbrokkelende land rond de rivier, de groene ader die eeuwig wegstroomt, nooit blijft

Weet je nog, Vanessa Atalanta, van hoe diep we kwamen? 

De vlakke meerval is zwaar en een blauwe schat voor eenzame vissers, log als de boom die meedrijft op de regen die eet met gemak honden, ijsvogels, kleine kinderen.

Laat ons in stilte bidden voor de overlevers van overstromingen.

Zo erg kwaken de kikkers als het schemert dat de mensen mekaar niet meer verstaan,

Maar de kinderen zijn nooit boos, of ontevreden. Ze willen alleen maar winnen. Ze winnen veel en verliezen veel. Ze willen alleen maar winnen en de bal opgooien. 

Kleine blonde godjes in de Franse zon.

zaterdag 20 juni 2015

Wind of change



Een einde komt op meestal ongeziene voeten.
Het is anders dan afscheid, dat zich aankondigt met bombarie, het feest met vingerhapjes, of de stille voortekens van de grote ruzie, maar zelfs dan en in die gevallen hoor je de slotzinnen vaak pas nadat het applaus verstomt en de stilte inzet en je zelf stopt met praten en in die stilte hoor je wat er gezegd werd als ze bedoelden: Adieu. 
Maar de banale eindes, de duizenden van duizenden van elke dag, die maken geen lawaai, die echoën na en je verzamelt flarden van dagen en voor en na en maakt er achteraf een afloop van.
Plots is het de laatste keer dat je kopies staat te maken. Zie jezelf daar staan, een ongeliefde handeling die je nu registreert als betekenisvol. Onwillekeurig vraag je je af: Hoeveel keren je daar hebt gestaan. En je probeert ze te tellen. Of je krediet al is opgemaakt, en, zoniet, of je dat snel alsnog zou doen.
Je beseft dat je al een hele rij gezichten, partners voor dat stuk van je leven, hebt zien voorbijgaan voor de laatste keer. Het gebeurde tijdens een taak, een geplande ontmoeting in een afgebakend dagdeel met een welomschreven doel, waarin jij een grote verantwoordelijkheid droeg. Daardoor vergat je te kijken, de handen te schudden terwijl je diep in ogen keek, het vallen van een lok sluik haar achter een oortje te onthouden, gul geschonken glimlachen in een myriade aan vormen en soorten te registeren.
Nu al, als je de rijen overloopt, ontglippen gezichten, namen. Je schrijft ze op in een boekje, in een logische volgorde die enkel ingewijden zien. Het wordt een taal die enkel zij kunnen lezen, vol lagen en gebeurtenissen, de openingen tussen het zand dat zakt in de waterbak. Je weet dat je binnenkort zelf de taal niet meer zult kunnen begrijpen. Dat de namen zullen worden als de schelpjes die je hebt opgeraapt ter herinnering en die nu thuis in een bokaal liggen en je enkel nog herinneren aan de “idee” van zee. Ze hebben niet meer de kracht de plaats en tijd op te roepen van het vinden, het schrapen van de bries, het zand tussen je tenen of de temperatuur van het water. Soms weet je niet meer uit welke zee ze komen. Een enkeling springt eruit, want die vond je onder een rots in de vorm van een roos. Maar de schelpjes liggen er en je schrijft de namen toch op.
De laatste dag komt dan toch en als je geluk hebt en dat heb ik, pik je hem mee. In gedachten kus je iedereen gedag. Je geeft boodschappen mee voor het leven in plaats van voor vakantie. Je zegt in stilte en alleen vaarwel, het decorum volgend van zij die de reden gaven en zij die de reden waren en die je beiden dankbaar bent. 
Op de ochtend van je laatste dag, als je uitstapt in het station bij de plek hoor je door de speakers de eerste fluittonen van “Wind of Change” van The Scorpions, en onwillekeurig lach je, om het toeval dat er geen meer is, om het gouden zakdoekrandje van dit lied aan het verhaal. Je laat het je welgevallen en je fluit zacht mee. We zijn toch allemaal kinderen van onze tijd? 




maandag 23 maart 2015

Pangasiusvis



Er is een eetttentje bij mij om de hoek. Hun specialiteit zijn rijkelijk gevulde sushiboten, maar ze serveren ook Thaise curry’s en wokgerechten. De inrichting doet Japans aan met rode rijstpapieren schermen met zwarte kalligrafie  en reproducties van oude Japanse prenten. De uitbating gebeurt door een vrouw en een man die niet Japans zijn, maar wel Aziatisch, maar ik weet niet van waar, wat ik van mezelf een redelijk koloniale gedachte vind. Ze stralen de vergevingsgezindheid uit van broer en zus, maar ze kunnen evengoed man en vrouw zijn. 

Ik hou wel van het tentje dat bijna nooit volzit, maar waar altijd wel enkele mensen zitten die je ervan weerhouden het oude ‘hoe overleven die toch’ te denken. Altijd bestel ik er hetzelfde. Gebakken vis met 8 groenten en Kabuki saus. Kabuki is de naam van de plek. Ik vind deze schotel heel lekker, met lekker krokante, warme groenten, even verhit en nog heel vers – ik hoor het gerecht altijd sissen in de pan, en de vis heerlijk zacht en wit vanbinnen, die smelt op je tong, licht gepaneerd met iets wat op tempurabeslag lijkt. Dit alles overgoten met een zacht, licht zoet en goed afsmakend sausje. Ik kan er telkens enorm van genieten. Bovendien heeft het gerecht een zacht prijsje, wat een en ander al eens wil vergemakkelijken. 

Toen ik vandaag redelijk laat en heel moe van mijn werk terugkeerde en langs het tentje kwam, kon ik het niet weerstaan en stapte binnen voor een take-away versie van mijn schotel. Wetend wat ik wilde, bestelde ik een nummer 95, en voor de duidelijkheid en het plezier zo zeker te zijn van iets, zei ik de hele naam van het gerecht er nog achter ‘Gebakken vis met 8 verschillende groenten en Kabuki saus’. Daarna vroeg ik, omdat ik hem zo lekker vond (iets wat onze realiteitszin niet ten bate komt, zoals algemeen geweten), en ik me dat al eerder had afgevraagd, welke vis dit eigenlijk was.

‘Pangasiusvis’, antwoordde de vrouw met lieve en zachte stem. Nu wist ik dat Pangasius vol met zware metalen zit en een monocultuur is dus schadelijk voor het milieu en de vissen worden slecht behandeld en weet ik wat nog. En ik wou dat ik mijn betweterige kop had gehouden en niets had gevraagd. Omdat ik voor een keer eens niet alles moest weten. En omdat soms niet weten gewoon beter is.